Menno ter Braak (Eibergen, 26 januari 1902 – Den Haag, 15 mei 1940) was een gezaghebbend Nederlands schrijver, essayist, cultuur- en literatuurcriticus. Samen met E. du Perron en Maurice Roelants was Ter Braak oprichter van het invloedrijke literaire tijdschrift Forum.
Menno ter Braak bracht zijn middelbare-schooltijd door in Tiel, waar hij woonde bij zijn oom en tante. Tijdens zijn studie Nederlands en geschiedenis in Amsterdam kwam hij in contact met Joris Ivens, met wie hij De Nederlandsche Filmliga oprichtte. Met deze organisatie wilden zij experimentele films toegankelijk maken voor het grote publiek. Tegelijkertijd waarschuwden zij het bioscooppubliek voor wat zij beschouwden als de verdwazing door "Hollywood", een waarschuwing waaraan de Amsterdamse bioscoop "De Uitkijk" zijn naam dankt. In 1924 en 1925 was hij redacteur van studentenblad Propria Cures, waar hij zijn eerste filmrecensies schreef. In zijn opstel Cinema Militans uit 1928 pleitte hij voor de erkenning van de film als kunstvorm. Voor het internationale avant-garde tijdschrift i10, onder hoofdredactie van Arthur Lehning, schreef Ter Braak in de periode 1927-1929 diverse artikelen over film en filmesthetiek in de rubriek Filmkroniek, zoals zijn essay Absolute film. Ook besteedde hij in het blad aandacht aan het nieuwe fenomeen 'geluidsfilm', die vanaf 1927 zijn intrede deed in de bioscoop.
Nadat Ter Braak leraar aan het Rotterdamsch Lyceum was geworden, schreef hij in 1930 Het carnaval der burgers. Hierin beschrijft hij de tegenstelling tussen de uitdrukking van gevoelens in de kunst en de maatschappij die deze gevoelens onderdrukt. Toch hebben de 'dichter' en de 'burger' elkaar nodig, want zij bestaan pas in samenhang met elkaar, aldus Ter Braak. In dit eerste boek van zijn hand is de invloed merkbaar van de filosoof Hegel en de feministische Nederlandse schrijfster Carry van Bruggen, die hij zeer bewonderde.
In 1933 werd Ter Braak aangenomen als letterkundig redacteur van het dagblad Het Vaderland waardoor hij zijn baan als leraar kon opgeven. Zijn leraarschap zou hij later nog verwerken in het sterk autobiografische Dr. Dumay Verliest. Gedurende zijn loopbaan als redacteur maakte Ter Braak naam met kritieken waarin hij zich, behalve over de boeken die hij recenseerde, ook regelmatig uitliet over de actualiteit en de maatschappelijke problemen van zijn tijd. In deze wekelijkse Kronieken vergeleek hij gewoonlijk diverse boeken met elkaar, zowel nieuwe uitgaven als herdrukken, waardoor zijn kritisch werk een spiegel is geworden van de Nederlandse literatuur tussen 1900 en 1940 op hoog essayistisch niveau. De Kronieken alleen al beslaan drie delen van zijn zevendelig Verzameld Werk. Ter Braaks vergelijkende methode stelde hem ook in staat zijn criteria voor de beoordeling van literair werk steeds scherper te formuleren én te verantwoorden. Zijn kritieken zijn ook uitzonderlijk omdat Ter Braak zich tot taak stelde de boeken die hij besprak zo veel mogelijk te plaatsen binnen het geheel van de literatuur of cultuur waarbinnen zij verschenen; een eis waaraan slechts weinig Nederlandse critici kunnen voldoen. Ter Braak was dan ook zeer belezen in de Duitse, Franse en Engelse literaire tradities, en besprak daarnaast dikwijls cultuurfilosofische werken als De ondergang van het Avondland van Oswald Spengler en Homo Ludens van Johan Huizinga, een neef van zijn moeder.
[Wikipedia]